Column: Zweten
Met de recordhitte van de afgelopen zomer, was het voor veel mensen afzien. Heerlijk op een bankje in de zon zitten en genieten van het uitzicht bleek een inspanning van jewelste. Binnenblijven en het raam openzetten was soms een oplossing, maar de warme wind die naar binnen trok zorgde niet voor verkoeling. Dan maar de gordijnen dicht en niet te veel bewegen? Of toch maar een airco opzoeken? Ik heb nog nooit zoveel mensen voor de koelvakken van de supermarkt zien staan. Om ijsjes te kopen, of zomaar, om zelf af te koelen en moed te verzamelen alvorens een stap buiten de winkel te zetten.
Niet alleen in de supermarkt kijk ik graag naar mensen. Regelmatig zit ik in de bibliotheek, bij de klantenservice van Ikea of in de wachtkamer van een bevriende acupuncturist om te observeren en te leren. Mensen kijken is voor mij een boeiende hobby en het is gratis; een goedkopere dierentuin bestaat niet en soms krijg je zelfs interactie met de levende wezens waar je naar tuurt.
Voordat u mij het predicaat “voyeur” opplakt: ik zit er sociologisch in. Dat riep Harvey Weinstein waarschijnlijk ook toen hij geboeid werd afgevoerd, maar bij mij is het echt zo. Ik observeer om erover te kunnen schrijven, zoals u kunt zien. Met dank aan de Acupunctueel!
Tandarts
Een van de mooiste observaties van de afgelopen tijd was de verbazing van een patiënt, die net voor een behandeling bij de acupuncturist was geweest. Een beer van een bouwvakker, bijna twee meter groot en minstens 100 kilo schoon aan de haak. De acupuncturist weegt ongeveer de helft en reikt met haar kruin amper tot zijn oksel. “Jemig, wat kan zo’n klein vrouwtje je pijn doen, zeg!” riep hij door de gang naar zijn eveneens stevige, struise vrouw die hem opwachtte. “Daar kan jij nog wat van leren”, voegde hij eraan toe en lachend wandelden ze de praktijk uit. Vriendelijk uitgezwaaid door de behandelende arts, met een altijd ietwat mysterieuze glimlach. En ik glimlach gezellig mee.
Bijna dagelijks verschijnen er onderzoeken die aantonen dat acupunctuur wel of niet werkt. Af en toe lijkt het een welles/nietes-spelletje en welles is gelukkig aan de winnende hand, volgens mijn volledig bevooroordeelde blik. Mag ik dat zeggen? Ja, dat mag ik zeggen, aldus Mart Smeets.
Een onderzoek dat me onlangs opviel was er een van de universiteit van York, waarbij is aangetoond dat acupunctuur helpt om de angst voor de tandarts te verkleinen. Daar kunt u - al dan niet met een stralend gebit - om lachen, maar in de wetenschap dat bijna een derde van alle volwassenen hier last van heeft, hebben we het hier wel over een serieus probleem. Misselijkheid, ademhalingsproblemen, duizeligheid; vrees voor die enge tandarts heeft allerlei uitingsvormen. De redenen om bang te zijn voor tandheelkundige behandeling zijn divers; angst voor pijn, naalden of narcose-bijwerkingen, evenals gevoelens van schaamte of een verlies van controle. Het idee dat iemand in je lichaam loopt te knutselen terwijl je volledig bij kennis bent en er niks tegen kunt doen, is voor menigeen, oud en jong, een angstwekkend scenario.
Goed of klaar
Ik heb zelf ook lang tandartsvrees gehad als kind, terwijl mijn vaste tandarts vanaf mijn 15e een schat van een man was. In de jaren daarvoor ging ik onder andere naar de schooltandarts, en dat leverde een traumatische jeugd-ervaring op.
Het zal ergens in de 4e klas (groep 6 tegenwoordig) zijn geweest, vlak voor de zomervakantie, dat alle leerlingen van de basisschool waar ik op zat bij de schooltandarts langs moesten. Die had een geïmproviseerde behandelkamer ingericht in een leeg klaslokaal (of was het toch een bezemkast?), maar ik herinner me vooral de donkere gang op weg naar De Stoel; dat was in een deel van de school waar ik nooit kwam. Die gang zou niet hebben misstaan in een boek van Stephen King. Bovendien was er de geheime tandartscode, die als een vuurtje door de klas ging: als de tandarts na controle “goed” riep, dan hoefde je niet terug te komen. Maar als hij tegen zijn assistente “klaar” zei, dan waren de rapen gaar. Het angstzweet brak bij mij uit toen ik hem op een dag “klaar” hoorde zeggen – en dat lag niet aan de hete zomer van 1975.
Vijf dagen later moest ik terugkomen en vier nachten lang sliep ik slecht. Toen de dag was aangebroken om weer op De Stoel plaats te nemen, sprak de tandarts vermanend: “Zo jongeman, we gaan vandaag wat gaatjes vullen!”. Nee! Ik zonk weg in De Stoel maar wist stiekem dat ik minder Lange Jannen en Donald Duck kauwgom had moeten snoepen; wat had ik daar nu een spijt van!
Het lawaai van de boor ging door merg en been, en het vak “Empathie” bleek in de jaren ‘60/’70 geen onderdeel van de tandartsenopleiding. De tandendokter schreeuwde commando’s naar mij en naar zijn assistente; ik moest stil zitten en mijn mond openhouden, en zij moest sneller bewegen en haar mond dichthouden. Het duurde maar en het duurde maar. De tranen dreven in mijn ooghoeken, mijn handen grepen De Stoel vast alsof ik die kon wurgen. Mijn kinderen zouden nooit Jan of Donald (of Harvey) heten. Vervloekt waren die warme zomers.
Wat had ik graag met de kennis van nu een paar acupunctuurnaalden voorhanden gehad. Om mijzelf van de angst te bevrijden en om de tandarts op een plek te raken waardoor hij voortaan moeilijk zou plassen en eeuwig zou zweten.
Dan had ik gezegd:
“Zo, helemaal goed!”
En hoefde hij nooit meer terug te komen.
Hartelijke groeten,
Brian de Mello.
